Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Dat gij in dien tijd waart [34]zonder Christus, vervreemd van [35]het burgerschap Israels, en vreemdelingen van [36]de verbonden der belofte, [37]geen hoop hebbende, en [38]zonder God in de wereld. 34. Dat is, zonder gemeenschap met Christus te hebben, die komen zou, buiten welke gene zaligheid was; Joh.14:6; Hand.4:12. De Israelieten dan, die het koninkrijk Israels verwachtten, hadden gemeenschap met Christus, die beloofd was. Zie Joh.8:56; Hand.13:26,32, en Hand.15:11, en Hand.26:6,7; Hebr.11:26, enz. 35. Dat is, de gemeente Gods, die in het burgerschap Israels was begrepen. 36. Dat is, van de geestelijke beloften, die God in Zijn verbond met de Israelieten opgericht, gedaan en dikwijls vernieuwd heeft, waarom Hij het verbonden in het getal van velen noemt. 37. Namelijk geen ware hoop van de vergeving der zonden en der eeuwige zaligheid. 38. Dat is, zonder de oprechte kennis en dienst van den waren God. Want als is het dat zij vele goden en godsdiensten hadden, die waren nochtans van hen verdicht en versierd. Zie Rom.1:21, enz.; al ware het dat enigen God als Schepper kenden, nochtans, dewijl zij den Zoon niet kenden, noch eerden, zo hadden zij ook den Vader niet; Joh.5:23.